Op 6 mei 2020 meldt een werknemer zich ziek. Hij gaf als reden tot bezoek aan zijn huisarts op dat hij last had van een zere arm, schouder en rug. De werknemer gaf aan dat zijn klachten werk gerelateerd waren omdat hij fysiek zeer zwaar werk moest verrichten. Omdat de werknemer last bleef houden van zijn klachten bezocht hij de bedrijfsarts. Deze bedrijfsarts achtte de werknemer in staat om aangepaste werkzaamheden te verrichten. Vrij snel hierna was de werknemer inderdaad in staat zijn eigen werk volledig te hervatten.
De werknemer stelt dat zijn klachten voortkomen uit een arbeidsongeval waarvoor hij zijn werkgever aansprakelijk wil stellen. Op 25 november meldt de werknemer zich opnieuw ziek en enkele weken later wordt hij op staande voet ontslagen. Hij laat het er niet bij zitten en sleept zijn voormalig werkgever voor de rechter. Op 6 mei stelt de werknemer dat bij het handmatig verplaatsen van een vastgelopen pallet op de rollerbaan/transportbaan plotseling een hevige pijn in zijn linkerschouder, -arm en nek voelde. Zijn voormalig werkgever betwist of dit ongeval ooit heeft plaatsgevonden.
De werknemer berust zich op één getuige die het arbeidsongeval gezien zou moeten hebben. Deze getuige heeft echter onder ede een verklaring afgelegd dat hij niets van het arbeidsongeval gezien heeft. Hiermee wordt de claim van de werknemer al onderuitgehaald. Ook de uitdraai van zijn huisarts kan geen uitkomst bieden. Hierin wordt namelijk ook geen causaal verband aangeduid tussen de werkzaamheden van de man en zijn klachten.
De rechter beslist op basis van bovenstaande feiten dat er onvoldoende reden is om de werkgever aansprakelijk te stellen. De rechter stelt dat er geen sprake is geweest van een dergelijk bedrijfsongeval en stelt de werkgever in het gelijk. Het bedrijf is niet aansprakelijk voor de geleden schade van de voormalig werknemer.
Volgens het Arbeidsinspectierapport zijn er in 2021 3.482 ongevallen op de werkvloer gemeld. 60 hiervan kenden een fatale afloop.
Bron: Kader.