Twee recente vonnissen rond de vraag: is dit arbeidsongeval te wijten aan het ontbreken van een RI&E? In het ene geval veroordeelt de rechtbank het bedrijf voor overtreding van art. 32 Arbowet. In het andere geval komt het tot vrijspraak. Waarin zit ‘m het verschil?
Artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet luidt: “Het is de werkgever verboden handelingen te verrichten of na te laten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs moet weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers ontstaat of te verwachten is.”
Kort gezegd stelt artikel 32 Arbowet elk handelen of nalaten in strijd met de Arbowet en het Arbobesluit strafbaar als de werkgever weet of moet weten dat daardoor levensgevaar of ernstige gezondheidsschade ontstaat of te verwachten is.
De rechtbank Overijssel sprak zich uit over een arbeidsongeval bij een onderneming in Emmen. Dit bedrijf houdt zich bezig met het inpakken van pallets met zand en grind. Hierbij maakt het gebruik van een inpakmachine die gestapelde zakken met zand en grind op pallets voorziet van krimpfolie. De zakken worden via een rollerbaan naar de machine getransporteerd. Daarna worden ze door middel van een beweegbare folieheffer ingepakt.
Het slachtoffer werkte als operator van deze inpakmachine. Hij moest zorgen dat er folie in de inpakmachine zat, de pallets aanwezig waren en de verpakking goed sloot. Hij moest daarvoor de machine juist instellen en er klein onderhoud aan verrichten. Op enig moment raakt de operator bekneld tussen de beweegbare folieheffer en de chassisbalk van de machine. Enige weken later overlijdt hij.
De onderneming beschikt over een RI&E die is opgesteld voordat de inpakmachine is aangeschaft. Daarna is die niet meer geüpdatet. In deze RI&E staan de risico’s van de werkzaamheden van de inpakmachine dan ook niet beschreven. Dat levert naar het oordeel van de rechtbank een overtreding op van artikel 5 lid 1 Arbowet.
De inpakmachine beschikt over een CE-markering. Toch zijn op of aan de machine geen veiligheidsvoorzieningen aangebracht die knelgevaar kunnen voorkomen. Na het ongeval brengt het bedrijf een hekwerk voor de chassisbalk aan dat het knelgevaar wegneemt. Op grond daarvan concludeert de rechtbank dat artikel 7.7 Arbobesluit is overtreden (Veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen).
De rechtbank oordeelt dat de onderneming niet heeft voldaan aan de zorgplichten die voortvloeien uit de Arbowet en het Arbobesluit. Daardoor is zij tekortgeschoten in het treffen van maatregelen voor de gezondheid en veiligheid van werknemers. De onderneming heeft opzettelijk nagelaten deze maatregelen te treffen.
De rechtbank overweegt vervolgens dat het werken met de betreffende inpakmachine evident gevaar met zich brengt en dat de onderneming dat redelijkerwijs moest weten. Zij legt daarom een geldboete van 60.000 euro op (waarvan 20.000 euro voorwaardelijk).
De rechtbank Oost-Brabant heeft zich uitgesproken over een dodelijk arbeidsongeval. Een vrachtwagenchauffeur in dienst van de onderneming overlijdt in een loods van het bedrijf door een val van 4,5 meter hoogte. Dit gebeurde bij een poging een niet-sluitende overheaddeur te verhelpen.
Deze onderneming beschikt in het geheel niet over een RI&E. Ook blijkt dat de overheaddeuren niet periodiek worden onderhouden en met regelmaat mankementen vertonen. Voor de rechtbank staat vast dat het bedrijf niet aan de RI&E-verplichting heeft voldaan. Daarmee is sprake van een overtreding van artikel 5 lid 1 Arbowet.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat de werknemers niet doeltreffend zijn ingelicht over het gebruik en het niet plegen van onderhoud aan de overheaddeuren en de daaraan verbonden risico’s (artikel 8 Arbowet). Daardoor is ook sprake van twee overtredingen van het Arbobesluit. Toch spreekt de rechtbank dit bedrijf vrij van overtreding van artikel 32 Arbowet.
In beide gevallen was de RI&E niet op orde en was sprake van andere overtredingen van Arbowet en Arbobesluit. Wat is nu het verschil? Het verschil tussen beide casussen zit in het oorzakelijk verband tussen het ongeval en het ontbreken van een RI&E van de voorzienbare risico’s.
In de Brabantse zaak oordeelt de rechtbank dat voor bewezenverklaring van overtreding van artikel 32 Arbowet niet alleen nodig is dat bepalingen van de Arbowet of het Arbobesluit zijn overtreden. Maar ook dat de werkgever moest weten of redelijkerwijs vermoeden dat door die overtredingen levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid te verwachten was.
De rechtbank stelt vast dat de overheaddeur ongeveer een maand voor het ongeval beschadigd was geraakt en daardoor niet goed werkte. Dat was bekend bij de medewerkers (onder wie het slachtoffer). Daarom was er instructie gegeven de deur niet te gebruiken. Toch heeft het slachtoffer de deur geopend, waarna deze niet meer sloot.
Het slachtoffer had niet de opdracht gekregen de deur te repareren. Bij eerdere gelegenheden was voor reparaties altijd een onderhoudsbedrijf ingeschakeld. Het niet goed functioneren van de deur bracht bovendien op zichzelf geen risico met zich mee. Dat risico ontstond pas toen het slachtoffer – buiten zijn normale werkzaamheden om – op eigen initiatief en zonder valbescherming op een ladder klom om de deur te sluiten.
Dat was naar het oordeel van de rechtbank voor de werkgever niet voorzien. Daarmee is hier geen sprake van handelen in strijd met de Arbowetgeving waardoor een situatie in het leven is geroepen waarvan de werkgever wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat daardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid te verwachten is.
In de Overijsselse casus lag dat anders: daar ging het immers om een ongeval tijdens de reguliere werkzaamheden van de werknemer.
Het grote verschil tussen beide casussen zit voor de strafrechter dus in de voorzienbaarheid van het handelen van de werknemer. Bij beoordeling op grond van artikel 32 Arbowet moet de werkgever rekening houden met onverwachte handelingen van de werknemer bij zijn reguliere werk. De werkgever hoeft echter geen rekening te houden met onverwachte handelingen van de werknemer tijdens zijn werk die buiten zijn reguliere werkzaamheden of buiten de werkzaamheden van de onderneming vallen.