Mensen met een beperking moeten een reële kans op werk hebben bij reguliere werkgevers. Daarvoor is de banenafspraak in het leven geroepen; een afspraak uit 2013 tussen sociale partners en het kabinet om de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking te bevorderen.
De praktijk is alleen weerbarstiger: een groot deel van de mensen in de banenafspraak heeft zodanige beperkingen en problemen dat er sterke twijfels zijn of zij wel een reële kans op regulier werk hebben en of zij passen binnen de banenafspraak. Mogelijk zijn zij beter op hun plek in andere vormen van participatie.
In totaal heeft 35 procent van de mensen in de doelgroep banenafspraak tussen 1 januari 2019 en 1 januari 2022 in het geheel niet gewerkt: 0 uren. Ook in de jaren 2015 tot en met 2018 hebben verreweg de meeste mensen van deze groep niet gewerkt. Het gaat dus om lange periodes van niet werken.
Dat concludeert de Nederlandse Arbeidsinspectie in het onderzoek ‘Op papier arbeidsvermogen, in de praktijk geen reële kans op werk’ naar de doeltreffendheid van de ondersteuning door UWV en gemeenten aan mensen uit de doelgroep banenafspraak. Het onderzoek is vandaag op de website van de Nederlandse Arbeidsinspectie gepubliceerd en wordt binnenkort aan de Tweede Kamer aangeboden.
Voor mensen uit de doelgroep banenafspraak die nog wel een reële kans op regulier werk hebben, is de dienstverlening van UWV en gemeenten gericht om hen aan het werk te helpen. Of dat succesvol is, hangt af van hoe actief zij worden begeleid. In de praktijk is dat slechts een kleine groep mensen. Een groot deel van de doelgroep banenafspraak krijgt geen actieve begeleiding, eenvoudigweg omdat daar geen tijd voor is. Er zijn dan weinig klantcontacten en dan zijn de kansen op activering en re-integratie te klein.
Naast een gebrek aan tijd ziet de Arbeidsinspectie nog een aantal belemmeringen. Werkgevers zijn vaak op zoek naar iemand die direct inzetbaar is, maar juist de mensen uit de doelgroep banenafspraak hebben voor hen een te grote afstand tot de arbeidsmarkt. Werkgevers moeten bij deze mensen te veel aanpassingen doen in hun organisatie of te veel begeleiding inzetten om hen productief te kunnen laten zijn.
De wachttijden in de zorg zijn lang en daar krijgen mensen met gezondheidsproblemen geregeld mee te maken. Ook is er bij mensen in de banenafspraak vaak angst voor (negatieve) financiële consequenties bij aan het werk te gaan.
Medewerkers van UWV en gemeenten ervaren daarnaast nog te veel obstakels om simpel te kunnen schakelen naar andere vormen van participatie, zoals vrijwilligerswerk, dagbesteding of beschut werk.
De grootste succesfactor bij het naar werk begeleiden van mensen binnen deze doelgroep is tijd. Tijd voor maatwerk, investeren in een vertrouwensband, waarborgen van continuïteit in de dienstverlening en zicht houden op ontwikkelingen van klanten die (tijdelijke) niet aan re-integratie werken.
Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie.