Delen op facebook
Delen op twitter
Delen op linkedin

Medewerkers eisen schadevergoeding voor werken met kankerverwekkende stoffen

Werkgevers zijn wettelijk verplicht om te voorkomen dat werknemers door blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de korte- en lange termijn gezondheidsschade oplopen. Wat oordeelt de rechter over een werkgever die zijn personeel vier jaar lang onbeschermd met kankerverwekkende stoffen liet werken? 

Tussen 2010 en 2014 werkten laboratoriummedewerkers onbeschermd met de gevaarlijke en kankerverwekkende stof chroom-6. Het bedrijf maakt radarantenne installaties en de werknemers moesten producten verven en coaten zonder persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM). Acht oud-medewerkers eisten daarom flinke schadevergoedingen van hun werkgever. De claims varieerden van 7.500 tot 311.000 euro. De eerste aangifte van oud-medewerkers tegen hun werkgever over het werken met chroom-6 dateert uit 2014. De werknemers deden aangifte, omdat uit een rapport van de Inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bleek dat de werkomstandigheden gevaarlijk waren.

De inspecteur schreef in zijn rapport over een ‘ernstig gevaar voor blootstelling aan kankerverwekkende componenten’. Tijdens de rechtszaak werd duidelijk dat verschillende medewerkers last hadden van ernstige gezondheidsschade, waaronder astmatische klachten en kanker.

Hoewel er in de RI&E-rapportages adviezen om werknemers op structurele basis te trainen over het werken met gevaarlijke stoffen en voorlichting over de risico’s en het werken met PBM stonden, communiceerde de werkgever deze informatie niet richting zijn medewerkers.

Een oud-stagiair die ziek bleek door het werken met chroom-6, vertelde in de rechtbank dat er in de ruimtes met gevaarlijke stoffen alleen handschoenen beschikbaar werden gesteld. Verder was adembescherming wel aanwezig maar werd dit niet gebruikt omdat de werkinstructies voor het gebruik ervan ontbraken.

Volgens oud-medewerkers bagatelliseerde de oud-eigenaar van het laboratorium het rapport van de inspectie. De werkgever zou toen hij in een spuitruimte stond hebben gezegd: ‘Zijn dit nou die gevaarlijke stoffen?’, en: ‘Ik ben al 72, mij kan niks meer gebeuren.’

Sinds 2020 is het bedrijf overgedragen aan de zoon van de oud-eigenaar. Volgens de zoon wezen de ‘enorm lage ziekteverzuimcijfers’ erop dat het meeviel met de risico’s van het werken met chroom-6, want ‘als het allemaal zo dramatisch was geweest, dan waren de ziekteverzuimcijfers veel hoger’.

De oud-eigenaar was volgens zijn advocaat niet verantwoordelijk voor de gezondheidsschade die zijn medewerkers hebben opgelopen tussen 2010 en 2014, omdat hij al aan zijn zorgplicht had voldaan door zijn taken – en daarmee verantwoordelijkheid – over te laten aan de operationele managers op de werkvloer.

Uit meerdere verklaringen van het personeel over de oud-eigenaar bleek echter dat hij ‘de grote baas was die alles wilde weten’ en dus maatregelen had moeten treffen met betrekking tot het veilig werken met chroom-6.

Uit de onderzoeken van het Openbaar Ministerie (OM) blijkt dat, hoewel de werkgever al sinds 1998 wist dat er werd gewerkt met gevaarlijke en kankerverwekkende stoffen, er binnen het laboratorium een adequaat veiligheidsbeleid ontbrak.

Het betoog van de officier van justitie luidde: ‘Werknemers werden niet doeltreffend ingelicht, er was onvoldoende toezicht op gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, chemisch bedrijfsafvalwater werd in het riool geloosd en spuitnevel werd ongefilterd afgezogen.’ Daarmee nam de oud-eigenaar volgens de officier van justitie onaanvaardbare gezondheidsrisico’s voor zijn werknemers. Bovendien is door het werken met chroom-6 zonder treffende maatregelen ook mogelijke schade toegebracht aan het milieu.

De oud-eigenaar moet de acht werknemers een schadevergoeding van 5.000 euro per persoon betalen. Ook veroordeelde de rechtbank hem tot een geldboete van 60.000 euro.

De boete is lager dan de eisen, omdat de aanklacht inmiddels zeven jaar geleden is (de uitspraak vond plaats op 23 december 2021). Daarmee is volgens de rechtbank een overschrijding van de redelijke termijn.

De rechtbank vond dat er meer onderzoek nodig is om de hoge geëiste bedragen te vergoeden. Daarvoor zouden de werknemers een civiele rechtszaak moeten starten. Daarnaast werkt het bedrijf sinds 2014 niet meer met chroom-6 en voerde verbeteringen door op het gebied van veiligheidsmaatregelen, zoals het werken met PBM.

Bron: Kader.