Werknemers kunnen tijdens hun werkzaamheden worden blootgesteld aan zogenoemde CMR-stoffen die schadelijk kunnen zijn voor hun gezondheid. CMR staat voor carcinogeen (kankerverwekkend), mutageen (stoffen die genetische veranderingen veroorzaken, wat tot kanker kan leiden, maar dat gebeurt niet per definitie) en reprotoxisch (schadelijk voor de voortplanting). De Gezondheidsraad heeft op advies van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de stof styreen onderzocht. Ook heeft het wetenschappelijk adviesorgaan gekeken naar styreen-7,8-oxide. Dit is een stof die in het lichaam ontstaat na blootstelling aan styreen.
Styreen wordt onder meer gebruikt om polystyreen en synthetisch rubber te maken. Styreen zit in bepaald verpakkingsmateriaal en isolatiemateriaal voor gebouwen. En in met glasvezel versterkte kunststofproducten zoals boten, containers en windmolenwieken. Ook zit styreen soms in verfverdunners en -oplosmiddelen, al is dat tegenwoordig wat minder gebruikelijk vanwege strengere regelgeving.
De Gezondheidsraad heeft naar aanleiding van zijn onderzoek het ministerie van SZW geadviseerd om styreen te classificeren als kankerverwekkende en mutagene stof. De praktijk leert dat een advies van de Gezondheidsraad altijd wordt overgenomen door SZW.
Conform het advies zou de stof dan worden geclassificeerd als kankerverwekkend categorie 1B. De stof krijgt daarmee de gevarenaanduiding H350 (mogelijk kankerverwekkend). Daarnaast raadt de Gezondheidsraad aan styreen te classificeren als mutageen categorie 2. De stof krijgt dan ook de gevarenaanduiding H341 (verdacht van het veroorzaken van genetische effecten).
In Europa worden stoffen beoordeeld §of ze kankerverwekkend, mutageen of schadelijk voor de voortplanting zijn. Daarnaast kan de minister van SZW, als er voldoende wetenschappelijk bewijs is, besluiten extra stoffen op de Nederlandse CMR-lijst te zetten. Die lijst wordt elk jaar twee keer bijgewerkt. Werkgevers die met deze gevaarlijke stoffen werken, moeten dat vastleggen in hun RI&E en zorgen voor goede beschermingsmaatregelen. De wet schrijft ook voor dat je deze stoffen, waar mogelijk, vervangt door minder schadelijke alternatieven. Ze moeten daarbij de STOP-strategie gebruiken: eerst vervangen, dan technische en organisatorische oplossingen en pas als dat allemaal niet mogelijk is persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken.
Er is ook ander nieuws: voor bedrijven die werken met lood en diisocyanaten komt er belangrijke nieuwe wetgeving aan. De overheid wil strengere regels invoeren om werknemers beter te beschermen tegen de schadelijke effecten van die stoffen. Zo worden de toegestane blootstellingslimieten voor lood flink verlaagd en komen er voor het eerst wettelijke grenzen voor diisocyanaten. Diisocyanaten staan bekend om hun risico’s op huid- en luchtwegallergieën.
De overheid wil de nieuwe regels op 9 april 2026 laten ingaan. Werkgevers die met deze stoffen werken, moeten zich dus op tijd voorbereiden op de veranderingen.
De nieuwe grenswaarden voor lood en diisocyanaten vragen om actie van bedrijven. Het is belangrijk om nu al te (laten) controleren of de werkomstandigheden straks aan de nieuwe eisen voldoen. Zo beschermen werkgevers niet alleen hun medewerkers, maar zijn ze ook goed voorbereid op de regels die op 9 april 2026 ingaan.
Bron: evofenedex.