In Nederland halen we ons drinkwater vooral uit twee bronnen: grondwater en rivierwater. Als de kwaliteit daarvan goed is, is weinig zuivering nodig om schoon drinkwater te maken. Maar in veel gebieden is de waterkwaliteit niet goed genoeg. Bijvoorbeeld doordat er te veel meststoffen in zitten of resten van bestrijdingsmiddelen.
De provincies en Rijkswaterstaat werken daarom met drinkwaterbedrijven, waterschappen en boeren aan maatregelen om de waterkwaliteit rondom drinkwaterwinningen te verbeteren.
Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat de maatregelen die genomen worden de problemen waarschijnlijk niet gaan oplossen. Daar zijn verschillende redenen voor.
Veel maatregelen brengen de problemen beter in kaart of verbeteren de samenwerking. Bijvoorbeeld door af te spreken wie wat doet bij onderhoud van leidingen. Dat is belangrijk, maar daarmee verbetert niet gelijk de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater.
Daarnaast zijn er maar weinig maatregelen die er direct voor zorgen dat er minder vervuilende stoffen naar het grond- en oppervlaktewater wegspoelen. Denk aan herzieningen van vergunningen voor bedrijven om vervuilende stoffen te lozen. Of vermindering van het gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen bij landbouw rondom drinkwaterwinningen.
Meedoen aan deze maatregelen is vaak vrijwillig. Door tegengestelde belangen worden maatregelen vaak afgezwakt. Ook is voor bepaalde problemen niet duidelijk wie dit op moet lossen, de Rijksoverheid of juist provincies en waterschappen. Sommige maatregelen zijn voor provincies te duur om uit te voeren. Bovendien is de monitoring er te weinig op ingericht om de effecten van maatregelen goed te kunnen volgen.
Het RIVM beveelt aan meer maatregelen te nemen die vervuilende activiteiten aanpakken. Voor grondwater kan dat bijvoorbeeld door landbouwgrond op een andere manier te gebruiken. Bij dit soort maatregelen is het belangrijk de structurele taakverdeling tussen de Rijksoverheid en provincies te verduidelijken. Ook raadt het RIVM aan beter te volgen welk effect maatregelen hebben.
Bron: RIVM.