Op 1 juni 2020 trad het nieuwe, geherstructureerde AREI in werking voor elektrische installaties die in België worden geïmplementeerd, ter vervanging van de voormalige AREI die sinds 1981 in België van kracht was. Het nieuwe KB maakt deel uit van de lopende herstructurering van het AREI om zo de inhoud ervan op een bevredigend niveau van veiligheid voor personen en eigendommen te handhaven in het licht van de voortdurende technologische ontwikkeling van elektrische installaties.
De belangrijkste wijzigingen die dit nieuwe KB brengt zijn:
- De toevoeging van een nieuw hoofdstuk 7.22 in deel 7(Regels voor speciale installaties en locaties) van Boek 1 van het nieuwe AREI betreffende veiligheidsmaatregelen in verband met de energievoorziening van elektrische wegvoertuigen.
- De aanpassing vanbepaalde technische termen in de Boeken 1 en 3 van het nieuwe Algemeen Reglement voor elektrische installaties (de voorziening voor beveiliging tegen differentiële reststroom en het speciale circuit met toevoeging van een definitie).
Gezien de klimatologische uitdagingen om de C02-uitstoot te verminderen en bijgevolg het groeiende aantal elektrische wegvoertuigen, was het noodzakelijk om de voeding van elektrische wegvoertuigen in het Algemeen Reglement op de elektrische installaties beter te omkaderen.
Tot nu toe moet de voeding van elektrische wegvoertuigen aan de veiligheidsmaatregelen van de algemene delen, hoofdstuk 7.101. (Voertuigen of aanhangwagens voor wegvervoer tijdens het stationeren) en deel 8 (afwijkingen van toepassing op de (elektrische) installaties uitgevoerd vóór 1 juni 2020) van boek 1 beantwoorden.
Een nieuw hoofdstuk vult nu de veiligheidsmaatregelen van de algemene delen van boek 1 aan voor de voeding van elektrische wegvoertuigen, d.w.z. de voeding van elk voertuig aangedreven door een elektromotor die stroom onttrekt aan een oplaadbaar energie-opslagsysteem, voornamelijk bedoeld voor gebruik op de openbare weg.
Wat het toepassingsgebied van dit nieuwe hoofdstuk betreft, beperkt dit zich tot de vaste conductieve laadinrichtingen bedoeld voor elektrische energieoverdracht en eventueel bedoeld voor het terug leveren van elektrische energie.
Een laadinrichting wordt beschouwd als een vast aangesloten uitrusting of geheel van uitrustingen van de vaste installatie, die de functies vervullen die bestemd zijn voor het overbrengen van elektrische energie tussen een elektrisch voertuig en de elektrische bron. Bijgevolg valt de voeding van een elektrisch wegvoertuig door middel van een contactdoos (modus 1 en modus 2) onder de veiligheidsmaatregelen van de algemene delen en deel 8 (afwijkingen van toepassing op de elektrische installaties uitgevoerd vóór 1 juni 2020) van boek 1.
De wijzigingen van sommige delen van de boeken 1 en 3 zijn alleen een gevolg van dit nieuwe hoofdstuk (terminologie).
Bron: Prebes.