Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin

Beroepsziekte 3: Gehoorschade door het werk

Gehoorverlies en oorsuizen kunnen gevolgen zijn van overmatige blootstelling aan lawaai. Gehoorschade door het werk is al eeuwen bekend, maar nog steeds wereldwijd een veel gemelde beroepsziekte. Bedrijfsartsen signaleren de gehoorschade vrijwel altijd door het Preventief Medisch Onderzoek. Patiënten melden zich zelden op het spreekuur van huis- en bedrijfsarts met een concrete vraag over hun gehoorverlies. In lawaaiige beroepen ‘hoort het er nu eenmaal bij’, of, misschien wel vaker, is het beloop zo sluipend dat er geen aanleiding is om het spreekuur te bezoeken.

Een kleine miljoen werkenden in Nederland staan bloot aan te hoge geluidniveaus in hun werk. De bouwnijverheid, industrie, boerenbedrijf, defensie en politie zijn sectoren met bekende lawaaibronnen. Minder bekend zijn de risico’s die musici, docenten, maar ook werkers in de zorg en kinderopvang lopen. Een betrouwbaar overzicht over de omvang van lawaaischade als beroepsziekte is lastig te verkrijgen. De reden hiervoor is het ontbreken van systematisch uitgevoerd preventief medisch onderzoek in bedrijven, nota bene een wettelijke verplichting. 

Al jaren is het recreatief lawaai waaraan jongeren zich blootstellen een risico. Dit betekent dat veel van hen al een lawaaidosis te verwerken heeft gekregen voor het intreden in lawaaiige beroepen; schattingen zijn ongeveer 20.000 jongeren per jaar die lawaaischade oplopen.

Schadelijk geluid is het niveau van het geluid boven 80 dB (A). De 80 dB (A) is een min of meer arbitraire grens die internationaal in wet- en regelgeving is vastgesteld. Als vuistregel geldt dat er sprake is van een geluidsniveau hoger dan 80 dB (A) indien het nodig is om met stemverheffing verstaanbaar te praten op 1 meter afstand. Gemiddeld betekent een blootstelling aan 80 dB (A) gedurende 8 uur per dag vijf dagen per week bij 40 dienstjaren dat er schade ontstaat. Er is een dosisrespons relatie bekend: een verdubbeling van het geluidsniveau, dit is 3 dB, houdt in dat de helft van de tijdsduur nodig is om schade te veroorzaken. Dit betekent bijvoorbeeld dat bij een blootstelling twee uur per dag aan 95 dB (A) gemiddeld genomen na vijf jaar schade veroorzaakt. De schade na 20 jaren is overigens groter dan de helft van de schade na 40 jaar: vooral de eerste jaren bouwt de schade sneller op dan later. 

Het gehoorverlies wordt uitgedrukt in eenheden van frequentie (Hz) en intensiteit (dB). Het audiogram is het basisonderzoek voor de diagnostiek. Klassieke lawaaischade laat een dip op het audiogram zien bij 4 kHz. Gehoorproblemen vallen dan nog wel mee, omdat veel van de auditieve eisen in het dagelijks leven, zoals communicatie, goede ontvangst vraagt van lagere frequenties (0.5-3 kHz). Gehoorverlies voorspelt slechthorendheid als relevante frequenties van 0.5-3 kHz zijn aangedaan. Gehoorverliezen groter dan 30 dB in het gebied tussen 1 en 4 kHz verstoren het auditief functioneren zoals het verstaan van normale spraak en het missen van waarschuwingssignalen.

Er zijn drie oorzaken voor het optreden van beroepsslechthorendheid, namelijk onvoldoende toepassing van de Arbowet, onvoldoende gehoorscreening bij werknemers en onvoldoende gebruik van gehoorbescherming door werknemers. De aanpak moet gericht zijn op reductie van de geluidsblootstelling (bronbestrijding, afschermen of organisatorische maatregelen).

Werkgevers hebben een wettelijke verplichting om het risico op overmatige blootstelling in kaart te brengen, zowel op afdelingsniveau als per functie of taak. Ook is de werkgever in situaties waar de geluidsnormen worden overschreden audiometrisch onderzoek aan te bieden. De Arbowet stelt als norm blootstelling van meer dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger dan 140 Pa. Het audiometrisch onderzoek moet gericht zijn op een vroegtijdige diagnose van een eventuele achteruitgang van het gehoor en op behoud van het gehoor. Om beginnende gehoorschade vroegtijdig te kunnen signaleren is periodieke herhaling van het audiometrisch onderzoek nodig. De herhalingsfrequentie wordt bepaald door de hoogte van de blootstelling en de individuele gevoeligheid van de werknemer. Bij een regelmatige dagelijkse blootstelling aan meer dan 87 dB(A) kan de frequentie waarmee audiometrisch onderzoek moet worden uitgevoerd oplopen tot eenmaal per jaar. Werknemers die dagelijks worden blootgesteld aan 80 dB(A) of hoger en een piekgeluidsdruk van 112 Pa of hoger dienen tevens doeltreffende voorlichting te krijgen, onder andere over hoe signalen van gehoorbeschadiging zijn op te sporen.

Branches die systematisch het lawaaiprobleem aanpakken zijn de bouwnijverheid en de muzieksector. In de bouw is voorlichting geïntegreerd in het beroepsonderwijs en er zijn ontwikkelingen van lawaaiarme machines in de bouw. Blootstellingsniveaus kunnen zo worden teruggebracht van gemiddeld 90-95 dB(A) naar 85-90 dB(A). Preventief Medisch Onderzoek stimuleert bewustwording bij bouwvakkers. Zij kunnen hun gehoor laten testen bij een arbodienst. 

Andere sectoren die laten zien dat ze lawaai op de werkplek serieus nemen zijn het onderwijs (gymlokalen) en de zwembadbranche waar ze letten op akoestiek, maar ook op de persoonlijke blootstelling van toezichthouders en zwemonderwijzers.

Het dragen van gehoorbescherming brengt een conflict van plichten met zich mee. Aan de ene kant willen werkenden graag hun gehoor beschermen maar aan de andere kant hebben ze hun gehoor nodig voor veiligheid, gewenste communicatie en andere auditieve eisen. De techniek is hier nog niet uitontwikkeld. Het kiezen van gehoorbescherming tijdens het werk is maatwerk. Factoren die de keuze bepalen zijn de omstandigheden, de eigenschappen van de middelen en de bereidheid van mensen om ze te dragen (prijs, comfort, auditieve eisen). De otoplastiek en oorkap kunnen de meeste demping opleveren. De oorkap tussen de 15-25 dB en otoplastiek afhankelijk van de afstelling door de leverancier. De otoplastiek kan bovendien worden ingesteld om te dempen op verschillende frequenties en als actieve demper: de demping neemt toe bij hogere geluidsintensiteit, vooral van toepassing bij impulslawaai. Hoewel otoplastieken in aanschaf prijzig zijn, is de dagprijs gering door de lange duur van afschrijving. Er zijn normen voor gehoorbeschermingsmiddelen in specifieke situaties: NEN-EN 548 en NEN-EN 352 1 tot 3. De gehoorhelm is van toepassing in die situaties die door de werkgever zijn aangewezen.

Kappen en otoplastieken kunnen door gebrekkige luchtdoorlating leiden tot steeds terugkerende ontstekingen aan de gehoorgang. Het is te overwegen oorwatten te gebruiken. Dit kan alleen bij niet te hoge geluidniveaus, aangezien deze vorm van bescherming maximaal 3-5 dB dempt. 

Wie geen passende gehoorbescherming kan dragen moet in overleg met bedrijfsarts en werkgever over organisatorische maatregelen om de blootstelling aan te veel lawaai te reduceren. Voor meer informatie:

  • Staatsblad van het koninkrijk der Nederlanden, Besluit van 25 januari 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit, houdende regels met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van lawaai. Zieberoepsziekten.nl.
  • De multidisciplinaire richtlijn Preventie Beroepsslechthorendheid uit 2006 gaat uit van een Risico-Inventarisatie en –Evaluatie (RI&E). Zienvab-online.nl/richtlijnen.

Bron: Werk en Veiligheid.