Als onderdeel van het ‘Fit for 55’-pakket ter bestrijding van klimaatverandering en koolstofemissies, heeft de Europese Unie in mei 2023 de Carbon Border Adjustment Mechanism aangenomen. Deze voorziet in een heffing op de invoer van bepaalde goederen waarvan de productieprocessen koolstofintensief zijn.
De Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) is gericht op het verminderen van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen met ten minste 55 procent ten opzichte van het niveau van 1990; en dit tegen 2030. De doelstelling van deze ‘verordening betreffende het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie’ is in lijn met het doel van de Europese Unie (EU) om tegen 2050 een netto nul uitstoot te bereiken. CBAM draagt hieraan bij door het opleggen van een heffing op de invoer van bepaalde goederen waarvan de productieprocessen koolstofintensief zijn en een aanzienlijk risico op koolstoflekkage inhouden.
Al sinds 2005 hanteert de EU een emissiehandelssysteem (het Emission Trade System, ETS) voor de productie van bepaalde koolstof intensieve goederen binnen de EU. Het ETS stelt een limiet vast voor de totale hoeveelheid broeikasgassen die Europese producenten van bepaalde producten – zoals staal, cement en elektriciteit – mogen uitstoten. Voor bijkomende CO2-uitstoot moeten de producenten betalen. Het ETS legt een prijs op voor koolstof die tijdens het productieproces wordt uitgestoten. In februari van 2023 bedraagt de prijs 100 euro per ton CO2-uitstoot.
Door de stijgende koolstofprijzen stijgt de prijs van goederen van Europese producenten ten opzichte van die uit niet-EU-landen met minder strenge of zelfs geen maatregelen voor de prijs van koolstofemissies. Zonder CBAM zou koolstof kunnen weglekken doordat het aantrekkelijk (goedkoper) wordt buiten de EU te produceren of goederen aan te kopen. Immers, daar is geen ETS. In dit opzicht werkt CBAM als een aanvullende maatregel op het ETS. Het voorkomt ‘koolstoflekken’ via invoeren uit derde landen. Volgens de Europese Commissaris voor Economie is het doel van CBAM inderdaad om “de koolstofprijs op invoer af te stemmen op de prijs die binnen de EU geldt”. Dit moedigt handelspartners van de EU aan de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
Momenteel heeft CBAM betrekking op cement, elektriciteit, meststoffen, ijzer en staal, aluminium en bepaalde chemicaliën, zoals waterstof. Op basis van de koolstofuitstoot tijdens het productieproces rekent de EU een koolstofheffing op de invoer van deze producten. De EU wil het productbereik van CBAM in de toekomst uitbreiden.
De koolstofheffing via CBAM, geldt voor alle niet-EU-landen, met uitzondering van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland. De EU kan landen toevoegen aan of verwijderen uit deze lijst. Bijvoorbeeld, als een land een koolstofheffingssysteem heeft dat gekoppeld is aan het EU-mechanisme, dan wordt de CBAM-heffing niet opgelegd voor invoer uit dat land.
Om exporterende producenten in niet-EU-landen en EU-invoerders van onder CBAM vallende producten de gelegenheid te geven zich aan te passen aan de veranderingen, voert de EU de verplichtingen onder CBAM geleidelijk in. Tijdens deze overgangsfase, lopend van 1 oktober 2023 tot december 2025, zijn invoerders verplicht rapportageverplichtingen te implementeren. Europese invoerders moeten elk kwartaal een CBAM-verslag indienen bij de Europese Commissie. Het rapport moet onder andere de hoeveelheid geproduceerde goederen bevatten, evenals de CO2-uitstoot per ton voor elk CBAM-product.
Wat de inhoudelijke verplichtingen met betrekking tot de invoer van CBAM-producten betreft, mogen in eerste instantie alleen erkende CBAM-aangevers deze producten in de EU invoeren. Vanaf 31 december 2024 kunnen invoerders via het CBAM-register de status van ‘erkende CBAM-aangever’ aanvragen.
Vanaf januari 2026 zijn invoerders verplicht een heffing te betalen voor hun CO2-uitstoot. Deze betaling vindt plaats door CBAM-certificaten te kopen van een EU lidstaat via een gemeenschappelijk gecentraliseerd platform. De prijs van CBAM-certificaten is gekoppeld aan het ETS-mechanisme, zodat de heffing niet discrimineert tussen producten van binnen de EU of daarbuiten. Op het einde van 31 mei van elk jaar moet de aangever CBAM-certificaten inleveren die gelijkwaardig zijn aan de CO2-emissies voor een bepaald product via het CBAM-register.
Het proces van het betalen voor koolstofemissies brengt ook de berekening met zich mee van de CO2 die wordt uitgestoten tijdens het productieproces van de CBAM-producten. De EU heeft de formule voor deze berekening opgenomen in bijlage IV van de CBAM-verordening. Bovendien moet een geaccrediteerde verificateur de berekende emissies verifiëren in overeenstemming met de ETS-maatregelen.
Als in een derde land al effectief is betaald voor de CO2, kan een CBAM-declarant vermindering vragen van het aantal te leveren CBAM-certificaten, om dubbele belasting te vermijden. Een dergelijke vermindering houdt ook rekening met de in het derde land ontvangen teruggaven, waarvoor de vermindering passend zal worden verdeeld.
Tot slot moet een CBAM-aangever een CBAM-verklaring indienen via het CBAM-register. Net als het CBAM-verslag moet de verklaring het volgende bevatten: de hoeveelheid van elk type goederen, de totale CO2-uitstoot per ton voor de goederen, het totale aantal ingeleverde CBAM-certificaten en de kopie van het verificatierapport dat door geaccrediteerde verificateurs is afgegeven. De Europese Commissie is gemachtigd dergelijke verklaringen te controleren.
De CBAM-verordening voorziet dus in een allesomvattende procedure voor het betalen van heffingen voor CO2-emissies die gepaard gaan met de productie van CBAM-producten. Het omvat een geleidelijke invoering van verplichtingen, beginnend met de rapportageverplichtingen en evoluerend naar inhoudelijke verplichtingen die de betaling van een heffing voor CO2-emissies vereisen.
De financiële impact van CBAM zal aanzienlijk zijn, ook voor Nederlandse bedrijven. Volgens een schatting van de Europese Commissie zullen Europese invoerders tegen 2030 jaarlijks meer dan 2 miljard euro aan kosten hebben, aangezien de prijs voor CO2-uitstoot naar verwachting meer dan 100 euro per ton CO2-uitstoot zal bedragen.
CBAM en de verplichtingen die in de verordening zijn vastgelegd, zullen ook gevolgen hebben voor downstreamindustrieën. Verschillende CBAM-producten, zoals ijzer, staal en aluminium, zijn grondstoffen in belangrijke downstreamindustrieën in Nederland, waaronder de chemische industrie, de energiesector, de lucht- en ruimtevaart en de machinebouw. Het effect van CBAM zal dus in verschillende industrieën voelbaar zijn.
Om aan de verplichtingen uit de CBAM-verordening te voldoen, zullen Nederlandse bedrijven verschillende interne en externe maatregelen moeten nemen. Ten eerste moeten bedrijven analyseren en kwantificeren welke impact CBAM zal hebben op hun hele toeleveringsketen. Daarbij zullen bedrijven interne compliance mechanismen moeten opzetten om de koolstofvoetafdruk in hun wereldwijde waardeketen te bepalen of te controleren.
Ten tweede moeten Nederlandse bedrijven hun toeleveringsketens mogelijk opnieuw evalueren. Volgens een studie van Boston Consulting Group zou bijvoorbeeld de prijs van ingevoerd staal uit India, tegen 2032 met 32 procent stijgen. Volgens deze schatting zou een Nederlandse invoerder gemiddeld 246 euro aan extra CBAM-heffing moeten betalen per ton Indiaas staal. Dat kan het aantrekkelijker maken te kopen van producenten waar de CBAM-heffing lager is.
Ten derde zal de naleving van de CBAM-verordening ook administratieve kosten met zich meebrengen. Zoals kosten voor het aanvragen van de status van CBAM-aangever, het indienen van CBAM-verklaringen en het toezicht op de prijs van CBAM-certificaten.
Bron: evofenedex.