Mensen werken langer door, er heerst schaarste op de arbeidsmarkt en participatie krijgt een steeds grotere rol in onze samenleving. Dit zijn slechts een paar voorbeelden van de uitdagingen die op organisaties afkomen. Als antwoord op deze vraagstukken zetten organisaties vaak in op het thema ‘duurzame inzetbaarheid’. Maar er zijn ook medewerkers waarvan de inzetbaarheid niet meer duurzaam is; zij zijn verminderd inzetbaar.
We spreken van verminderde inzetbaarheid als een werknemer niet (meer) in staat is het werk te verrichten dat een organisatie van hem of haar vraagt. Er is sprake van een mismatch tussen het werk en de medewerker. Dat medewerker en werk niet goed op elkaar aansluiten wordt op hoofdlijnen veroorzaakt door twee factoren:
- Verminderd werkvermogen (lichamelijke en psychische gezondheid);
- Niet de juiste kennis en vaardigheden.
Doordat werkzaamheden en werknemer niet goed bij elkaar passen, dreigen voortijdige uitval en meer fouten in het werk.
Verminderde inzetbaarheid kan op verschillende manieren ontstaan. Een bekende oorzaak zijn de zware beroepen. Functies die veel eisen van het lichaam op fysiek of mentaal vlak. Enerzijds zorgen deze banen voor een zware belasting waardoor eerder slijtage optreedt. Anderzijds moet je voor deze functies topfit zijn om ze te kunnen uitoefenen.
Een andere factor vormen de snelle veranderingen in het werk en de sterke toename van technologie. De aard van het werk verandert voortdurend en dat vraagt veel flexibiliteit en veranderkracht van medewerkers. Om bij te blijven moeten medewerkers continu blijven leren en bereid zijn zich steeds aan nieuwe situaties aan te passen. In een aantal gevallen betekenen de veranderingen dat het werk moeilijker wordt. Voor een deel van de medewerkers zal het benodigde werk- en denkniveau boven hun macht komen te liggen, waardoor ze niet meer passen bij hun baan.
Met het toenemen van de leeftijd neemt ook de kans op chronische aandoeningen toe. De kans dat er binnen de organisatie medewerkers met een chronische aandoening voorkomen, wordt in de toekomst naar verwachting steeds groter.
Het kan ook zijn dat werknemers al voordat zij in dienst treden verminderd inzetbaar zijn. Denk aan mensen met een chronische ziekte of beperking. We vinden het belangrijk dat mensen met een beperking kunnen participeren in het arbeidsproces. Niet alleen vanuit maatschappelijk oogpunt is dit belangrijk, het biedt ook een economisch voordeel omdat we hiermee een grotere pool aan arbeidskrachten kunnen benutten. Zeker in tijden van krapte is iedereen met arbeidspotentieel welkom.
Bij blijvende verminderde inzetbaarheid valt er aan de belastbaarheid en vermogens van de medewerker niet zoveel te doen. De werkgever kan er wel voor zorgen dat de omgeving van deze persoon past bij hetgeen hij of zij nog wél kan. Door de werkomstandigheden te veranderen, kunnen mensen met verminderde inzetbaarheid vaak blijven participeren en een nuttige bijdrage leveren aan de organisatie. Dit vraagt flexibiliteit, creativiteit en een andere manier van kijken naar de bestaande HR-processen en (Arbo-)instrumenten.