Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin

Re-integratietraject 2.0: wat moet je weten?

Hoe langer de werknemer afwezig is, hoe kleiner de kans dat hij het werk hervat in de onderneming. Daarom voert artikel I.4-71/1 een nieuwe informatieplicht in, in de Codex, die inhoudt dat de preventieadviseur-arbeidsarts (of de verpleegkundigen die hem bijstaan) de arbeidsongeschikte werknemer zo snel mogelijk moet(en) informeren over de verschillende mogelijkheden die bestaan bij werkhervatting, nl. een bezoek voorafgaand aan de werkhervatting of een re-integratietraject.

Dit vroege contact heeft als doel om de werkhervatting te stimuleren door de werknemers in een vroeg stadium te informeren over de mogelijkheden om (tijdelijk) ander of aangepast werk en/of aanpassingen van de werkpost te vragen en zo de werkhervatting in optimale omstandigheden te laten verlopen.

Dit koninklijk besluit wijzigt op een aantal punten ook het re-integratietraject dat is opgenomen in de codex over het welzijn op het werk. Wijzigingen termijnen in het re-integratietraject:

  • Bepaling in kalenderdagen in plaats van werkdagen.

  • Verlenging van de termijn voor de werknemer omberoep in te stellen tegen de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsarts.

  • Verlenging van de termijn voor de werknemer omin te stemmen met het re-integratieplan.

  • Inkorting van de termijn voor de werkgever om hetre-integratietraject op te starten en een re-integratieplan op te maken voor een werknemer die definitief ongeschikt is voor het overeengekomen werk.

  • Vereenvoudiging van de beslissingen van de preventieadviseur-arbeidsarts en inzetten op aangepast of ander werk. Het aantal beslissingenvan de preventieadviseur-arbeidsarts in het kader van de re-integratiebeoordeling wordt verminderd van 5 naar 3, waarbij meer wordt ingezet op het belang van werkpostaanpassingen en op aangepast of ander werk dat rekening houdt met de mogelijkheden en de gezondheidstoestand van de werknemer.

Sinds begin dit jaar ondersteunt de Terug-naar-werk coördinator het Terug-naar-werk-traject bij de verschillende ziekenfondsen. Het Koninklijk Besluit voorziet dat de preventieadviseur-arbeidsarts, in het kader van zijn re-integratiebeoordeling, en de werkgever, in het kader van het opmaken van een re-integratieplan, overleg kan plegen met de Terug-naar-werk- coördinator. Daarnaast wordt ook gespecifieerd dat de preventieadviseur-arbeidsarts en de werkgever ook kunnen overleggen met (arbeids)deskundigen van de gewestelijke instellingen, VDAB, Forem en Actiris (en hun partnerorganisaties).

  • De verplichtingen van de werkgever bij hetonderzoeken van de mogelijkheden voor aangepast of ander werk en het opmaken van een re-integratieplan worden versterkt.

  • Eenopsomming van de verschillende situaties waarin een re-integratietraject beëindigd is moet meer duidelijkheid scheppen en contact met de mutualiteit is in dat geval verplicht.

  • Re-integratie maakt meer kans op slagen als het ingebed is in eenbreder collectief kader op ondernemingsniveau. Bovendien kunnen uit de re-integratie-inspanningen vaak ook lessen getrokken worden op het vlak van het ruimere welzijnsbeleid. Het KB stelt dan ook een aantal zaken centraal om dit bredere kader te versterken.

  • Een beëindiging van de arbeidsovereenkomst omwille vanmedische overmacht zal in de toekomst worden losgekoppeld van het re-integratietraject

Het KB treedt in werking op 1 oktober 2022, met uitzondering van 2 artikelen (art 15 en 19).

Er zijn geen overgangsmaatregelen voorzien voor de lopende re-integratietrajecten. Dit heeft tot gevolg dat de nieuwe regels onmiddellijk van toepassing zijn op de lopende re-integratietrajecten, aangezien de verschillende fases van het traject (re-integratiebeoordeling bij de preventieadviseur-arbeidsarts, onderzoek en overleg door werkgever) op zich niet wijzigen.

Bron: FOD WASO.