Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin

Toelichting op de bouwprocesbepaling het opstellen van een V&G-plan

Per bouwwerk en fase in een bouwproces zijn vele partijen in wisselende samenstelling betrokken: opdrachtgevers, vergunningverleners, ontwerpers, adviseurs, werkgevers (hoofd-, neven- en onderaannemers), werknemers, en (toe)leveranciers. Bij de realisering van een bouwwerk zijn vele ondernemingen gelijktijdig of achtereenvolgend aan het werk, die elk een deel van de werkzaamheden verrichten.

De zogeheten bouwprocesbepalingen in het Arbeidsomstandighedenbesluit verlangen dat bij het ontwerpen van een bouwwerk, in de ontwerpfase, preventieprincipes in acht worden genomen. Door juiste keuzes in de ontwerpfase kunnen latere risico’s voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers in de uitvoeringsfase worden voorkomen.

Het reeds in de ontwerpfase aanwenden van kennis en kunde over de uitvoering van bouwwerken kan in de daadwerkelijke uitvoeringsfase onveilige of ongezonde werksituaties voorkomen.

In de uitvoeringsfase, waarin de feitelijke bouwwerkzaamheden plaatsvinden, opereren veel werkgevers tegelijkertijd of achtereenvolgend op dezelfde bouwplaats en beïnvloeden zij elkanders werkomstandigheden. Er is sprake van collectieve risico’s die niet door elke werkgever afzonderlijk, maar wel door de werkgevers in samenwerking zijn aan te pakken.

De opdrachtgever zorgt ervoor, dat ten aanzien van bouwwerken die voor de veiligheid en gezondheid van werknemers bijzondere gevaren met zich meebrengen een veiligheids- en gezondheidsplan wordt opgesteld.

De aanpak van de risico’s die voortkomen uit de samenloop van verschillende werkzaamheden en ondernemingen kan alleen effectief geschieden door een goede samenwerking en een actieve coördinatie van de werkzaamheden.

Het veiligheids- en gezondheidsplan is te beschouwen als een samenwerkings-document waarin de risico’s die voortkomen uit het gelijktijdig of volgtijdelijk uitvoeren van werkzaamheden en de maatregelen en voorzieningen om die risico’s weg te nemen, worden vastgelegd. Dit laat onverlet dat iedere werkgever zelf verantwoordelijk blijft voor de veiligheid en gezondheid van de eigen werknemers.

Omdat een gecoördineerde toepassing van preventieprincipes in de ontwerpfase en een gecoördineerde samenwerking in de uitvoeringsfase van groot belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers op de bouwplaats schrijven de bouwprocesbepalingen voor dat een coördinator voor de ontwerpfase en voor de uitvoeringsfase moet worden aangesteld.

De bouwprocesbepalingen staan bekend als complexe regelgeving. De moeilijke leesbaarheid en de vele verwijzingen en omslachtige formulering spelen daarbij een grote rol.

Richtlijn nr. 92/57/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (achtste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG (PbEG L 245) heeft betrekking op bouwplaatsen waar civieltechnische werken of bouwwerken worden uitgevoerd.

De richtlijn beoogt een verbetering van de arbeidsomstandigheden bij bouwwerkzaamheden te bewerkstelligen door meer aandacht voor preventie, samenwerking en coördinatie te vereisen. De richtlijn beoogt als het ware een keten van verantwoordelijkheden te smeden, die alle betrokkenen bij de totstandbrenging van een bouwwerk verbindt.

De door de richtlijn beschreven principes van preventie, samenwerking en coördinatie zijn als het ware de ijkpunten waarmee op een bouwlocatie eenheid in de verscheidenheid van partijen, werkzaamheden en aanwezigheidsduur kan worden gecreëerd. Zoals hierboven aangegeven omschrijft de richtlijn dit als het smeden van een keten van verantwoordelijkheden die alle betrokkenen van een bouwwerk verbindt.

Langs die weg is getracht de aandacht voor preventieve maatregelen bij de voorbereiding van een bouwwerk, zoals verwoord in artikel 2.26 , te versterken. De nadere invulling van de mogelijkheden voor preventie in de ontwerpfase zal door de partijen in de bouw moeten geschieden.

De relatie met de risico-inventarisatie en -evaluatie (artikel 5 van de wet) is niet altijd duidelijk. De opname van bedrijfseigen plannen in één veiligheids- en gezondheidsplan (V&G-plan) voor de bouwplaats.

De modellen voor een V&G-plan die in omloop zijn, leiden tot plannen die weliswaar voldoen aan de abstracte vormvereisten maar onvoldoende toegesneden zijn op de betreffende bouwplaats. Een V&G-plan is bedoeld voor de organisatie van de veiligheid bij de samenloop (gelijktijdig en volgtijdelijk) van werkzaamheden.

Het gaat niet om het vastleggen van de maatregelen voor het veilig uitvoeren van werk van elke afzonderlijk werkgever, maar om de maatregelen die alle betrokken partijen beschermen tegen de gevaren die voortvloeien uit werkzaamheden van andere partijen in de nabijheid.

Eveneens gaat het om maatregelen die nodig zijn om werkgevers in staat te stellen aan hun verplichtingen, als bedoeld in artikel 2.35 , te kunnen voldoen.

Veel van die verplichtingen kunnen immers alleen door partijen in samenwerking worden gerealiseerd.

Het V&G-plan is dus vooral bedoeld om de veiligheid te organiseren bij werkzaamheden waarbij verschillende bedrijven over en weer de arbeidsomstandigheden beïnvloeden.

Met organisatie wordt ook bedoeld dat er afspraken worden gemaakt over de te nemen maatregelen, wie ze uitvoert en onderhoudt en hoe op de naleving ervan wordt toegezien op grond van een projectgeoriënteerde inventarisatie van risico’s.

Kortom het V&G-plan is meer dan een optelsom van de risico-inventarisatie en -evaluaties van alle betrokken partijen.

In het V&G-plan moet in voorkomend geval ook worden ingegaan op de gevaren die voortkomen uit de wisselwerking tussen de bouwwerkzaamheden en doorgaande exploitatiewerkzaamheden.

Bij doorgaande exploitatiewerkzaamheden kan worden gedacht aan bijvoorbeeld spoor- en wegverkeer en industriële processen die interfereren met de bouwplaats.

Bron: Arbo Platform.