Delen op facebook
Delen op twitter
Delen op linkedin

Hoe verloopt een onderzoek naar een dodelijk arbeidsongeval?

Jaarlijks vinden er zo’n 50 tot 80 arbeidsongevallen met een dodelijke afloop plaats.

Een ongeval raakt echter veel meer mensen dan arbeidsinspecteur. Denk daarbij aan hulpverleners, collega’s, getuigen en nabestaanden. Maar ook de werkgever. Er is geen enkele werkgever die een arbeidsongeval alleen zakelijk beleeft. Voor een werkgever is er de zakelijke kant die afgewikkeld moet worden, maar het raakt hem ook persoonlijk.

Een ongevalsonderzoek start op het moment, dat er een melding komt dat er een arbeidsongeval met dodelijke afloop heeft plaatsgevonden. Na de melding gaat de arbeidsinspecteur zo snel mogelijk naar de ongevalslocatie. De inspecteur die als eerste ter plaatse is, neemt de regie vanuit de Nederlandse Arbeidsinspectie. Dat betekent dat de inspecteur in contact staat met bijvoorbeeld politie, hulpverleners, Officier van Justitie, schouwarts en werkgever.

De inspecteur (die opsporingsbevoegdheid heeft) stuurt het technische en tactische onderzoek aan dat uitgevoerd wordt op de plaats van het ongeval. Er vindt een onderlinge afstemming plaats, waarbij de eerste bevindingen worden gedeeld. 

Bij het technische onderzoek dat de Nederlandse Arbeidsinspectie samen met de andere partijen doet, wordt onder andere het betrokken arbeidsmiddel en de arbeidsplaats zoals (besloten) ruimten, beveiligingen, lasttabellen en programma’s waarin het arbeidsmiddel draaide, beoordeeld. Ter plaatse wordt zo snel mogelijk met getuigen gesproken, op dat moment zijn zij immers zo min mogelijk beïnvloed. De herinneringen aan het ongeval zijn vers en er zij hebben er nog niet (veel) met een ander over gesproken. 

Het opsporingsonderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie richt zich in eerste instantie op de mogelijke overtreding van artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet. Namelijk: ‘Het is de werkgever verboden handelingen te verrichten of na te laten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs moet weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers ontstaat of te verwachten is.’ 

Als een werknemer overlijdt ten gevolge van een arbeidsongeval, heeft de arbeidsinspecteur een aanwijzing dat dit artikel mogelijk door de werkgever is overtreden. Op dat moment mag gebruik gemaakt worden van de bevoegdheden die onder titel III ‘Van de opsporing’ in de Wet op de economische delicten zijn gegeven.

Na het technische onderzoek en het horen van getuigen op de ongevalslocatie geven die eerste bevindingen vaak een goed beeld. Dat zijn feiten en omstandigheden waaronder het ongeval plaats kon vinden. Een verdenking aan enig strafbaar feit ontstaat op grond van feiten of omstandigheden.

In de praktijk komt het erop neer dat vaak een verdenking wordt uitgesproken aan een werkgever. En soms ook aan een collega van het slachtoffer. Namelijk dat hij wordt verdacht van dood door schuld. Dat het verstandig is om een advocaat te bellen voor consulatie- en verhoorbijstand. De uitspraak vindt zo snel mogelijk plaats en is gemotiveerd en beargumenteerd vanuit de feiten en omstandigheden die op dat moment bekend zijn.

Bij de werkgever wordt inzage gevorderd in gegevens en bescheiden op grond van bevoegdheden uit de Wet op de economische delicten. Denk aan arbeidsovereenkomsten, technische specificaties en gebruikershandleidingen. Maar ook aan het basiscontract met de arbodienst, de RI&E met plan van aanpak en overige documenten. Behalve bij de werkgever kunnen ook documentatie ter inzage gevorderd worden bij andere personen of bedrijven. Bijvoorbeeld aan degene die onderhoud en/of keuringen verrichtte aan een arbeidsmiddel. 

Een werkgever is verplicht aan die vordering te voldoen. Mocht iemand opzettelijk niet voldoen aan de vordering van de inspecteur, dan pleegt diegene een economisch delict en wordt daarvoor een proces-verbaal opgemaakt. 

Is iedereen dan verplicht om aan die vordering vanuit de Wet op de economische delicten te voldoen? Nee. De uitzondering is de geheimhouder, zoals deze bij wet gedefinieerd is, zoals een advocaat, arts, notaris of geestelijke. Maar daartoe behoort niet de accountant, maar ook niet de kerndeskundige die de RI&E opstelde. En ook niet de verdachte.

Eén van de documenten die een inspecteur altijd opvraagt, is de RI&E van de werkgever. De RI&E moet, zoals bekend, worden aangepast als de opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven. Dit betekent dat de werkgever een actief arbobeleid moet voeren om hieraan invulling te geven.

Nadat het opsporingsonderzoek is afgerond, maakt de inspecteur een proces-verbaal op. Dat wordt naar het Functioneel Parket gestuurd. Voordat het zover is, wordt de werkgever ook in de gelegenheid gesteld om een verklaring af te leggen. 

In de tussentijd staat een familie-inspecteur van de Nederlandse Arbeidsinspectie de nabestaanden van het slachtoffer bij. Dat doet hij samen met een casemanager van Slachtofferhulp Nederland. Zij houden de nabestaanden op de hoogte van het verloop van het onderzoek en de procedures, zonder dat zij inhoudelijk op de hoogte zijn. 

Bron: Werk en Veiligheid.