Voorwaarden voor draagbare en vervoerbare CO2-meters

COof koolstofdioxide is een gas dat voorkomt in de atmosfeer en gevormd wordt in een verbrandingsproces. De concentratie van CO2 in de buitenlucht ligt momenteel rond de 420 ppm. Het zit ook in de uitgeademde lucht, waar de concentratie rond de 38.000 ppm bedraagt. Hierdoor kan de CO2-concentratie gebruikt worden om na te gaan of er voldoende ventilatie is. Een gebrek aan ventilatie zorgt voor een accumulatie van zowel schadelijke stoffen als pathogenen in het binnenmilieu. Macro-economische studies wijzen uit dat dit een serieuze maatschappelijke kost met zich meebrengt.

In zijn advies 9616 schrijft de Hoge Gezondheidsraad een ventilatiedebiet van minstens 50 m³/u per persoon voor. De codex welzijn op het werk gaat uit van 40 m³/u per persoon, maar als men de bronnen van verontreiniging onder controle heeft, dan mag dit zakken tot 25 m³/u per persoon.

Bij activiteiten met lichte intensiteit (MET-waarde < 3) en voor zover de aanwezige personen de enige bron van CO2 zijn, zal een ventilatie van 50 m³/u per persoon aan verse buitenlucht aanleiding geven tot een CO2-concentratie die stabiliseert op 800 ppm, 40 m³/u per persoon correspondeert met 900 ppm en 25 m³/u komt overeen met 1200 ppm.

CO2 meten zorgt er dan ook voor dat acties ondernomen kunnen worden wanneer de CO2-concentratie te hoog oploopt:

  • Het verwittigen van de technische dienst omdat dit wijst op een disfunctioneren van het ventilatiesysteem als zo’n systeem aanwezig is.

  • Het openen van ramen en deuren.

  • Het beperken van de bezetting.

In het KB worden enkele minimale eisen vastgelegd. Deze zijn enkel van toepassing op draagbare en vervoerbare CO2-meters. De CO2-meters die ingebouwd worden in ventilatiesystemen zijn uitgesloten, omdat de gewesten al wetgeving hebben uitgevaardigd specifiek voor deze ingebouwde systemen. 

  1. De techniek van de CO2-meter moet zodanig zijn dat effectief de CO2 gemeten wordt. Sommige (goedkopere) toestellen meten de hoeveelheid volatiele organische componenten in de lucht en schatten op basis daarvan de CO2-concentratie. Dit is niet langer toegestaan. De meest gebruikte techniek is het meten via niet-dispersieve infrarood, maar andere technieken zijn niet uitgesloten.

  2. De meters moeten een meetbereik hebben van 0 tot minstens 2000 ppm.

  3. De meters moeten een autokalibratie hebben of gekalibreerd kunnen worden volgens de instructies van de fabrikant.

  4. De nauwkeurigheid moet conform zijn met de norm NBN EN 50543:2011. Deze norm vereist een nauwkeurigheid van 10% va n de afgelezen waarde of 5 % van het bereik. Dit betekent bij een getoonde waarde van 900 ppm en een bereik tot 2000 ppm, dat de effectieve waarde kan variëren tussen 800 en 1000 ppm. Noteer dat het technisch mogelijk is om nauwkeurigere CO2-meters te kopen, maar zij zullen over het algemeen iets duurder in aanschaf zijn.

  5. Er moet een technische handleiding bij de CO2-meters meegeleverd worden.

Voor het op de markt brengen is de tussenkomst nodig van een geaccrediteerd labo. Het toezicht gebeurt door de FOD Volksgezondheid. Het besluit treedt in werking 30 dagen na publicatie dus op 22 maart 2024.

Bij de aankoop van CO2-meters denkt men naast de minimale eisen best ook aan het doel van de metingen. Wil men in staat zijn om de metingen te kunnen verzamelen en centraal te verwerken, dan heeft men daar een ander systeem voor nodig dan voor het louter afficheren van de actuele CO2-concentratie in de ruimte. De leidraad die werd ontwikkeld rond CO2-meters tijdens de coronapandemie kan nog steeds gebruikt worden.

Bron: BESWIC.