Wat staat er in de wet over persoonlijke beschermingsmiddelen
In de Arbowet is vastgelegd dat een werkgever een persoonlijk beschermingsmiddel moet verstrekken dat voldoet aan de eisen van het Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen 2018. Dit Warenwetbesluit is gebaseerd op Europese regelgeving. Een persoonlijk beschermingsmiddel dat aan de eisen voldoet, moet een CE–markering hebben.
In de Europese Verordening (EU) 2016/425 worden regels gesteld waaraan een persoonlijk beschermingsmiddel moet voldoen. De regels zijn in de hele Europese Unie gelijk. De regels gaan over het ontwerpen en maken van persoonlijke beschermingsmiddelen en regelt dat ze in de EU zonder belemmeringen verhandeld kunnen worden.
Alle persoonlijke beschermingsmiddelen moeten voldoen aan de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen die erop van toepassing zijn. Ze staan omschreven in een van de bijlagen van de Verordening. Er zijn eisen die altijd van toepassing zijn, zoals:
- Een persoonlijk beschermingsmiddel moet passende bescherming geven tegen het risico waar het voor bedoeld is;
- Degene die het PBM gebruikt moet het werk normaal kunnen uitvoeren met een passende en zo goed mogelijke bescherming;
- Er moet geen risico of hinder ontstaan voor degene die het beschermingsmiddel gebruikt.
Daarnaast zijn er aanvullende eisen die voor een bepaald type persoonlijk beschermingsmiddel gelden. Bijvoorbeeld:
- Als een PBM aan veroudering onderhevig is, moet de fabrikant aangeven wanneer het gemaakt is en wanneer het voor het laatst gebruikt mag worden;
- Persoonlijke beschermingsmiddelen die bedoeld zijn om in een explosieve omgeving te gebruiken, mogen geen vonken veroorzaken.
Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn ingedeeld in drie risicocategorieën, gebaseerd op de ernst van het risico. Als een persoonlijk beschermingsmiddel bescherming biedt tegen meer dan één risico, wordt het ingedeeld in de hoogste categorie die van toepassing is. Op welke wijze de fabrikant van het persoonlijk beschermingsmiddel moet aantonen dat het aan de eisen voldoet, verschilt per categorie. Dit is ook in de wet vastgelegd. De informatie over dit proces kunt u vinden bij ‘Conformiteitsbeoordeling’.
Categorie 1: PBM tegen minimale risico’s. Dit zijn persoonlijk beschermingsmiddelen die beschermen tegen:
- Oppervlakkig mechanisch letsel;
- Contact met vrij onschadelijke schoonmaakmiddelen of langdurig contact met water;
- Contact met warme oppervlakken van niet meer dan 50 °C;
- Schade aan de ogen als gevolg van blootstelling aan zonlicht (anders dan tijdens observatie van de zon);
- Weersomstandigheden die niet extreem van aard zijn.
Voorbeelden van PBM uit risicoklasse I zijn een zonnebril, regenkleding en eenvoudige tuinhandschoenen.
Categorie 2: PBM tegen middelhoge risico’s, die niet genoemd worden bij categorie 1 en 3. De meeste persoonlijke beschermingsmiddelen vallen onder deze categorie. Voorbeelden zijn veiligheidsschoenen en een veiligheidshelm.
Categorie 3: PBM tegen risico’s die zeer ernstige gevolgen kunnen hebben en die niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Ze hebben betrekking op:
Stoffen en mengsels die gevaarlijk zijn voor de gezondheid;
- Ademlucht met te weinig zuurstof;
- Schadelijke biologische agentia;
- Ioniserende straling;
- Warme omgeving met effecten die vergelijkbaar zijn met die van een luchttemperatuur van minstens 100 °C;
- Koude omgeving met effecten die vergelijkbaar zijn met die van een luchttemperatuur van – 50 °C of minder;
- Naar beneden vallen van grote hoogte;
- Elektrische schok en onder spanning werken;
- Verdrinking;
- Snijwonden door kettingzagen;
- Hogedrukstralen;
- Schotwonden of messteken;
- Schadelijk lawaai.
Een voorbeeld is een harnasgordel: een uitrustingsstuk dat bescherming biedt tegen vallen van grote hoogten.
In de regelgeving is vrij uitgebreid omschreven welke informatie bij een persoonlijk beschermingsmiddel meegeleverd moet worden. De fabrikant is hier verantwoordelijk voor. De werkgever die het PBM aan een werknemer verstrekt, heeft een eigen verantwoordelijkheid om de juiste informatie en instructie over gebruik van het beschermingsmiddel aan de werknemer te verstrekken. De werknemer ten slotte, is zelf ook verantwoordelijk voor een juist gebruik van het PBM. De documentatie moet minimaal informatie geven over:
- Een beschrijving van het PBM en van het beoogde gebruik;
- Een beoordeling van de risico’s waartegen het moet beschermen;
- Een overzicht van de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen die op het PBM van toepassing zijn;
- Ontwerp- en fabricagetekeningen inclusies beschrijvingen en toelichtingen;
- De conformiteitsbeoordelingsprocedure die de fabrikant gevolgd heeft voor het PBM.
In Bijlage 3 van Verordening (EU) 2016/425 is het volledige overzicht na te gaan.
Een fabrikant van PBM kan gebruik maken van geharmoniseerde Europese normen om aan te tonen dat het PBM voldoet aan de wettelijke eisen. Dit moet hij aantonen in de conformiteitsverklaring die met het product wordt geleverd. Een en ander is vastgelegd in artikel 14 van de Verordening en in Bijlage XI, zesde lid. Lees meer informatie over de EU PPE Regulation.
De productregels die in de Europese Verordening (EU) 2016/425 worden gegeven, zijn rechtstreeks verwerkt in het Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen. Dit besluit verwijst dan ook naar de Verordening.
Arbeidsomstandighedenwet en -besluit;
Bron: Arboportaal.
Neem contact met ons op
Heb je een vraagstuk? neem contact met ons op!
Al onze collega’s staan klaar om jouw vragen te beantwoorden en ambities waar te maken!
Neem contact op